De ruimte tussen twee lijnen van inslagstrepen, is bezaaid met opgenaaide florale motieven en verfraaid met knopen. Dit doet denken aan de schouderversiering van onderhemden van vrouwen, zoals degene die teruggevonden werden in de necropolen van Antinoöpolis.
Herkomst:
Egypte
Periode:
5de - 7de eeuw
Materiaal:
Linnen en wol
Afmetingen:
Ketting: 20,5 cm, inslag: 38,5 cm
Aanverwanten:
Cfr. FT 168, FT 170.
Musée des Tissus, Lyon, inv. MT 24400.512.
Allard Pierson Museum, inv. APM06081.
Fondazione Antonio Ratti, inv. 72.
Verwerving:
Collectie Koptisch textiel Fill-Trevisiol: schenking
Bewaarplaats:
Koninklijk Museum van Mariemont
Legwerkversiering aangebracht op een linnen weefsel
I. Grondweefsel
Ketting:
linnen in natuurlijke kleur, S: 13/cm
Inslag:
linnen in natuurlijke kleur, S: 11/cm
Binding:
effenbinding
Bijzonderheden:
inslagstrepen dichtbij beide zijden van de versiering: 6 x 2 draden/scheut
II. Delen in legwerk
Opgenaaid legwerk
Ketting:
linnen in natuurlijke kleur, S, enkel gebruikt: 9/cm
Inslag:
3 soorten figuren: 1) roze en rode wol, S: ± 40/cm; 2) groene, gele en blauwe wol, S: ± 40/cm; 3) oranje en schakeringen van blauwe wol, S: ± 40/cm
Binding:
effenbinding met inslagripseffect
Naaidraad:
linnen, S2Z
Speciale technieken:
legwerk met galen, inslag met de omtrek van het patroon mee ingelegd
III. Borduurwerk
Geborduurde knopen tussen de opgenaaide versieringen: roze wol, S4Z