Op de rode achtergrond van de twee randen, bevindt zich een fries van fijne twijgjes. Op de heldere achtergrond van het middenveld staan gestileerde motieven van vazen, manden of levensbomen.
Herkomst:
Egypte
Periode:
6de - 8de eeuw
Materiaal:
Linnen en wol
Afmetingen:
1)?; 2) Ketting: 5,5 cm, inslag: 27 cm
Aanverwanten:
Cfr. FT 108.
De compositie doet denken aan Sassanidische weefsels.
Verwerving:
Collectie Koptisch textiel Fill-Trevisiol: schenking
Bewaarplaats:
Koninklijk Museum van Mariemont
Legwerk in wol
I. Geen grondweefsel
II. Delen in legwerk
1) wijze van weven
2) wijze van weven
Ketting:
1) wol in natuurlijke kleur, S: 12/cm; 2) wol in natuurlijke kleur, S: 12/cm
Inslag:
1) wol in natuurlijke kleur, S: ± 30/cm; 2) rode, blauwe (in verschillende schakeringen), groene, purperen, oranje wol, S: ± 60/cm; linnen in natuurlijke kleur, S: ± 60/cm
Binding:
1) effenbinding met inslagripseffect; 2) bindingeffenbinding met inslagripseffect
Speciale technieken:
2) legwerk met galen, inslag met de omtrek van het patroon mee ingelegd, zelfkant zichtbaar langs één kant: één eenheid van twee kettingdraden