Sierbanden in fijn linnen, versierd met bloemen en veelkleurige motieven, die deel uitmaken van ruiten of halve ruiten, gevormd door lusvormige motiefjes. De versiering telt ook lijnen van inslagstrepen.
Herkomst:
Egypte
Periode:
5de - 7de eeuw
Materiaal:
Linnen en wol
Afmetingen:
1) Ketting: 18 cm, inslag: 40 cm; 2) Ketting: 8 cm, inslag: 33 cm; Plooi: 2cm
Aanverwanten:
Cfr. FT 167, FT 170.
Musée des Tissus, Lyon, inv. MT 34091.4.
Martin van Wagner Museum, inv. H 2215.
Louvre, inv. X 4335.k;l.
Verwerving:
Collectie Koptisch textiel Fill-Trevisiol: schenking
Bewaarplaats:
Koninklijk Museum van Mariemont
Motieven in wollen legwerk
I. Grondweefsel
Ketting:
linnen in natuurlijke kleur, S: 25/cm
Inslag:
linnen in natuurlijke kleur, S: 16/cm
Binding:
effenbinding met kettingripseffect
Bijzonderheden:
inslagstrepen om de clavi aan te duiden, met de inslagdraden van 2 inslagstrepen wordt een 4-5 twijnbinding (S-Z) uitgevoerd, met 2 koorden (waarschijnlijk om de hoeken van de halsopening te versterken)
II. Delen in legwerk
Ketting:
linnen in natuurlijke kleur, S
Inslag:
rode, groene, blauwe en gele wol, Z: 92/cm; linnen in natuurlijke kleur, S: details
Binding:
inslagripsbinding: 2/2
Ribben per cm:
12
Speciale technieken:
legwerk met galen, inslag met de omtrek van het patroon mee ingelegd
Kleurstofanalyse:
inslagdraad: rode wol, Z: kermes